Mannetjes in cafeetjes

Hij vond mij “een mooie vrouw” en was daar “gewoon heel eerlijk in”. Ik vroeg me af of hij dat dan ook heel eerlijk zei als hij iemand lelijk vond. Hij was oud en zijn oogleden hingen een beetje over zijn oogjes. In het café tegenover waar wij zaten stonden drie slanke Aziatische vrouwen met elkaar te geinen. Hij vertelde dat een van hen de eigenaresse was. Dat verwacht je toch niet van een bruin café dat ‘De Roode Baron’ heet. Na een poosje kwam ik erachter dat hij ongeveer het leven van mijn vader heeft: sober (schuldsanering betekent 50 euro in de week), een beetje eenzaam en graag uitgebreid koken. Ik had hem best nog langer willen uithoren over de buurt en zijn leven, maar ik wilde hem niet het verkeerde idee geven.

Ik liep een eind door de stad en ging in de Spuistraat een ander café binnen. Daar ontmoette ik een man die een pilotenbril droeg. Ik zei dat dat weer in was en dat ie dus eigenlijk heel hip was. Hij keek me niet begrijpend aan. Ik schudde mijn hoofd en zei: “Nee, nee, nee. Kijk, een bril is een functioneel ding, maar het montuur is puur vorm. Dat is een esthetische keus.” Hij zei dat hij altijd monturen in deze vorm droeg, omdat hij dan optimaal zicht had aan alle kanten van zijn gezichtsveld. Het concept “esthetische keus” leek hij werkelijk niet te kennen.