Mijn maag rommelt. Van die bank af! Ok, koken. Eens even kijken: pasta, groente, visjes. Visjes dicht op elkaar in een blikje met olie. Hupsakee, de pan in. Hak, hak, hak, groente erbij. Alles pruttelt. Mooi, kan ik weer op de bank hangen. “Weeeeeèèèèèèh…”, hoor ik zachtjes uit de box. God, o ja, het kind. Moest die niet om zeven uur eten? Ik kijk op de klok. Het is tien over zeven. “Wèèèèh! Weeeeeèèèèèèèh!” klinkt het klagelijk. Ik kijk naar haar. Wat een lief mopsje. Dus, een fles. Boven maak ik de fles klaar. Ik pak Mopsje en leg haar op een kussen op de bank en geef haar de fles. De TV staat aan. Na een paar minuten gaat de kookwekker af. Overgare pasta is heel vies. Voorzichtig leg ik Mopsje in mijn linkerarm en houdt de fles met mijn rechterhand vast. Zonder handen kun je weinig. Terwijl ik met mijn voet de la op maak, houd ik met mijn kin de fles stabiel en pak dan met mijn rechterhand de vergiet en giet de pasta af. Daarna giet ik er olijfolie over en check de overige pannen. Ja, ja, ik hoor u denken: wat een gevaarlijke capriolen. Maar ik ben Supermama, dus dan mag dat.