Spoenk

Taal ontstaat niet zo vaak. Het is meestal al aanwezig, langzaam evoluërend door de geschiedenis heen. Soms met enige dwang opgelegd. Nederland als eenheid bestaat nog niet erg lang. Het Nederlands ook niet. De talen vloeiden rustig in elkaar over van Hollands naar Fries, Zeeuws, Brabants, Vlaams, Limburgs en Duits. Door consequent een standaard Nederlands te onderwijzen op school, kan men elkaar nu van Groningen tot Maastricht verstaan. In de uithoeken van het land is men in feite tweetalig: naast Nederlands spreekt men ook de eigen taal of het eigen dialect.

Taal ontstaat als groepen mensen niet dezelfde taal spreken, maar wel samen worden gebracht in een land. Voor taalwetenschappers is Suriname bijvoorbeeld reuze interessant. Doordat de slaven uit verschillende windstreken naar Suriname werden gehaald, ontstond de taal Sranan Tongo, gebaseerd op het Engels. De grammatica is simpel: een woord is zowel werkwoord als zelfstandig naamwoord en werkwoorden worden vervoegd door een beperkt aantal toevoegingen, zie Wikipedia.

Mensen bedenken de taal. Taal is een afspraak tussen mensen. Kinderen zullen eerder denken dat taal een objectief gegeven is, dat de betekenis van een woord een vaststaand feit is. Dit kinderlijke idee wordt op een briljante manier gediskwalificeerd in een aflevering van Pippi Langkous. Tijdens een meditatief moment (ze kijkt naar een papieren bloem die zich ontvouwt in een glas water) ontdekt zij het woord ‘spoenk’. Ze gaat vervolgens op zoek naar de betekenis van dit woord. Misschien is het een eng monster, een stuk gereedschap, een klein stofzuigertje of een ziekte. Heel grappig en het zet je tegelijk aan het denken over de herkomst van taal.

“Ik ben zo ziek, dokter. Ik heb spoenk.”
De dokter onderzoekt haar en zegt dat ze gezond is en dat er geen ziekte bestaat die spoenk heet.
“Hoeveel kost dat?”
“Niets, niets, niets. Spoenk-onderzoekingen doe ik gratis.”