Kwantummechanica en qubits, onbegrijpelijk!

Ik snap het echt niet hoor, die kwantumcomputers. Ze halen hun immense rekenkracht uit het feit dat de qubits interferentiepatronen met elkaar aangaan. Ik snap de woorden, maar niet de betekenis van de zin.

Een bit is nul of een.
Een qubit kan tegelijkertijd -1 en 1 zijn.

OK. In de kwantummechanica moet je niet in deeltjes en krachten denken, maar in golven. Een deeltje is een golf. Een kracht is een golf. En een golf gaat op en neer, dus heb je -1 en 1. Maar hoe manipuleren ze zo’n qubit? En hoe meten ze de interferentiepatronen die de qubits met elkaar aangaan? Interferentie is dat golven elkaar versterken of opheffen afhankelijk van of ze met elkaar samenvallen of juist precies tegenovergesteld zijn. Golven die gelijk lopen, zijn op hetzelfde moment +1 en versterken elkaar. Golven die tegenovergesteld lopen, zijn op hetzelfde moment +1 en -1 en heffen elkaar op.

En die man zegt dus dat foutieve uitkomsten van een algoritme elkaar opheffen en dat de juiste uitkomst een piek in het interferentiepatroon vormt.

Maar dat hele kwantummechanica is niet te begrijpen. Bijvoorbeeld die proef met één foton die ofwel door één spleet ofwel door twee spleten wordt gestuurd. Als er twee spleten zijn gaat het foton een interferentiepatroon met zichzelf aan. Het enkele fotondeeltje lijkt zichzelf op te splitsen…, maar dat is eigenlijk een foute manier van beschrijven. Het hele idee van een deeltje moet je loslaten in de kwantummechanica. Maar hoe weten ze überhaupt dat ze precies één fotondeeltje op de spleten afsturen, als er niet echt sprake is van deeltjes?

Zie hieronder voor een uitleg van het spletenexperiment:
kwantummechanica.doorgronden.nl/kwantummechanica/tweespletenexperiment.html
nl.wikipedia.org/wiki/tweespletenexperiment